Vingersporen, de bron en verder

Dossier2014-01-124PRO
StatusAfgerond
Startdatum1 februari 2016
Einddatum16 november 2021
RegelingRAAK-PRO
Thema's
  • ICT
  • ICT
  • Geen

Aanleiding In Nederland blijven jaarlijks ongeveer 620.000 vermogensmisdrijven en 40.000 gewelds- en zedenmisdrijven onopgelost. Dit komt deels doordat forensische professionals niet altijd in staat zijn alle bruikbare informatie van sporen te benutten. Zo gebruikt men vingersporen traditioneel alleen voor identificatiedoeleinden aan de hand van papillairlijnen, terwijl deze sporen ook andere informatie bevatten over hun bron en de activiteiten waardoor ze zijn veroorzaakt. Effectief gebruik van deze informatie vergroot de kans op opsporing en vervolging van daders en verkleint de kans op gerechtelijke dwalingen. Professionals uit de strafrechtsketen hebben daarom behoefte aan kennis over het breder benutten van vingersporen in de opsporingspraktijk.
Doelstelling
Het project bestaat uit twee onderzoekslijnen, met als doel:
1) Ontwikkeling en verfijning van opsporingsmethoden waarmee men valide, betrouwbare informatie over de bron en activiteiten uit vingersporen kan afleiden. Deze lijn heeft een analytisch chemisch deel (gericht op de samenstelling van vingersporen in relatie tot eigenschappen van de bron) en een chemisch fysisch deel (gericht op de wijze waarop de sporen zijn geplaatst).
2) Ontwikkeling en toetsing van methoden waarmee professionals de opsporingstechnieken optimaal kunnen inzetten en de resultaten ervan optimaal kunnen gebruiken in het proces van opsporing, vervolging en bewijsvoering. Dit gebeurt aan de hand van analyse van dossiers, analyse van lab- en plaats-delictobservaties, interviews met rechercheurs, experimentele toetsing van aanbevelingen via virtuele plaatsen delict (3D-panoscans), vignettestudies waarin rechercheurs zich buigen over beschrijvingen van zaken, literatuuronderzoek, expertmeetings en experimenten met studenten en professionals.
Beoogde resultaten Het consortium beoogt hiermee een strategie te ontwikkelen waarmee opsporingsprofessionals vingersporen optimaal kunnen benutten, doordat:
1) de politie aandacht krijgt voor de kansen die deze sporen bieden;
2) forensische instituten methoden ontwikkelen waarmee men deze sporen kan analyseren en helder over de resultaten kan rapporteren;
3) ketenpartners van de tactische recherche, het openbaar ministerie en de zittende magistratuur begrijpen hoe zij rapportages over deze sporen moeten interpreteren en hoe ze de informatie kunnen gebruiken bij het beslissen over vervolgstappen in het onderzoek.
Docenten, onderzoekers en studenten van de deelnemende onderwijsinstellingen participeren in het onderzoeksprogramma. De betrokken docenten integreren de verworven kennis in het reguliere onderwijs. In samenwerking met opleidingsinstituten in het forensische veld worden gerichte (nascholings)workshops, seminars en trainingen ontwikkeld voor professionals. Verder vindt er kennisverspreiding plaats via publicaties in (inter)nationale wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen, en door lezingen tijdens themadagen en congressen.

Eindrapportage

Professionals uit de strafrechtsketen hebben behoefte aan kennis over de mogelijkheden om vingersporen beter te benutten. Daarbij gaat het niet alleen om kennis over de technische kant van de zaak: het ontwikkelen van valide methoden en technieken waarmee meer informatie kan worden achterhaald over de persoon die het spoor achterliet, het moment dat dit gebeurde en de activiteit waarmee dit gebeurde. De vragen hebben ook betrekking op de ‘menselijke factoren’ die een rol spelen bij het achterhalen en gebruiken van deze informatie in de strafrechtsketen - van plaats delict tot rechtszaal. Dit onderzoek richt zich zowel op de vraag welke informatie op welke wijze valide uit vingersporen kan worden afgeleid, als op de vraag hoe deze informatie optimaal kan worden benut in de strafrechtketen.

Er worden in dit onderzoek strategieën ontwikkeld waarmee professionals uit de opsporingspraktijk detailinformatie uit vingersporen optimaal kunnen benutten doordat 1) de politie aandacht krijgt voor de opsporingskansen van deze sporen, 2) de forensische instituten methoden ontwikkelen die ervoor zorgen dat deze sporen adequaat kunnen worden geanalyseerd, en dat er correct en begrijpelijk over de resultaten wordt gerapporteerd, en 3) ketenpartners de informatie kunnen gebruiken doordat ze begrijpen hoe forensische rapportages over deze sporen moeten worden geïnterpreteerd.

Contactinformatie

Hogeschool van Amsterdam

Dymph van Outersterp, contactpersoon
Telefoon: 020-5953328