Wearables en onbegrepen gedrag

DossierHBOPD.2018.02.027
StatusAfgerond
Startdatum4 februari 2019
Einddatum22 december 2021
RegelingHbo-postdoc 2018-2022
Thema's
  • Bètatechniek
  • Gezondheidszorg
  • High Tech Systemen en Materialen (HTSM)
  • Gezondheidszorgonderzoek, preventie en behandeling
  • Waardecreatie door verantwoorde toegang tot en gebruik van big data
  • Personalised medicine: uitgaan van het individu
  • Life Sciences & Health
  • Gezondheid en Welzijn
  • Sleuteltechnologieën en duurzame materialen

Onbegrepen gedrag (OG) is een veel voorkomend probleem bij verschillende (neuro)psychiatrische ziektebeelden, zoals neurocognitieve stoornissen (bijvoorbeeld dementie) en neurale ontwikkelingsstoornissen (bijvoorbeeld verstandelijke beperking, autisme, communicatiestoornissen). Stress is een belangrijke oorzaak van OG. OG uit zich o.a. in angst, agitatie/agressie, beweegdrang en/of ongeremd gedrag. Dit heeft een grote impact op de kwaliteit van leven van alle betrokkenen. Psychofarmaca spelen een grote rol in de behandeling, maar veroorzaken serieuze bijwerkingen, zijn vaak onvoldoende effectief en pakken de oorzaak niet aan (symptoombestrijding). De oorzaak kan psychosociaal behandeld worden door een gedegen analyse van gedrag en context. Echter, gedragsanalyse is arbeidsintensief en complex, o.a. door vaak beperkte communicatiemogelijkheden met de cliënten. Zij kunnen zelf niet aangeven wat zij als stressvol ervaren. Dit belemmert het achterhalen van stressoren die ten grondslag liggen aan OG. Stress-gerelateerde biomedische variabelen zoals hartslag, bloeddruk en huidgeleiding kunnen continu en laagdrempelig door een wearable (polsbandje) gemonitord worden. Gebeurtenissen, omgevingsomstandigheden en biomedische data kunnen met elkaar gecombineerd worden zodat er, op individueel niveau, inzicht verkregen wordt in de aanleiding voor OG. OG zou dan vroegtijdig gesignaleerd, of zelfs voorkomen kunnen worden. Deze gepersonaliseerde analyse maakt een gericht psychosociaal behandelplan mogelijk, waardoor psychofarmacagebruik gereduceerd en kwaliteit van leven verbeterd kunnen worden. Eerder onderzoek, o.a. door studenten van Fontys Hogescholen, heeft aangetoond dat een wearable de potentie heeft om (de aanleiding van) OG in kaart te brengen bij mensen met dementie op een psychogeriatrische afdeling. Daarnaast bleek dat hun omgeving (verzorgenden en wettelijk vertegenwoordigers) open staat voor het gebruik van wearables, mits er aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. Het doel van dit onderzoeksprogramma is, in samenwerking met vijf Fontys lectoraten (Health Innovations &
Technology, Big Data, Mens en Technologie, Decision Support en Interaction Design) de bruikbaarheid van wearables in de zorg van personen met OG te introduceren, optimaliseren en evalueren.

Eindrapportage

Onbegrepen gedrag (OG) is een veel voorkomend probleem bij
verschillende (neuro)psychiatrische ziektebeelden, zoals dementie,
verstandelijke beperking en autisme. Stress is een belangrijke oorzaak
van OG. Stress-gerelateerde metingen (bijvoorbeeld hartslag en
huidgeleiding) kunnen laagdrempelig door een draagbare sensor
(wearable) gemeten worden. Wearables zouden daarmee de zorg voor
mensen met OG kunnen ondersteunen. Het doel van dit
onderzoeksprogramma is om de bruikbaarheid van wearables in de zorg
van personen met OG te onderzoeken.
Resultaten laten zien dat de metingen die wearables kunnen doen
samenhangen met de stress die ervaren wordt door de drager. Echter,
hierbij moet nauwkeurig gekeken worden naar het type wearable, de
optimale keuze voor de wearable en de situatie.
Voor het gebruik in de praktijk is nog een specifieke doorontwikkeling
nodig. Mensen met dementie, hun mantelzorgers en zorgprofessionals
accepteren het gebruik van deze technologie, maar vinden de
beschikbare wearables niet geschikt voor mensen met dementie. Dit
heeft hoofdzakelijk te maken met het uiterlijk van de wearable, deze zijn
niet ‘mooi om te dragen’ en worden zelfs ervaren als stigmatiserend.
Daarnaast is de huidige manier waarop de wearables de stressmetingen
laten zien (beschikbare apps), niet passend bij het zorgproces. Er zijn
nog erg veel nabewerkingen nodig om de data bruikbaar te maken voor
de zorg. In de (drukke) klinische praktijk is dit niet haalbaar, en zou dit
geautomatiseerd moeten worden. Een specifieke doorontwikkeling van
zowel de hardware en software van de technologie is dus nodig alvorens
het bruikbaar is voor de zorg.
Het huidige project geeft concrete handvatten voor deze
doorontwikkeling

Contactinformatie

Fontys Hogescholen

Johan Vlugter, contactpersoon
Telefoon: 088-5075454